RECHTstreeks: Bestuurders vogelvrij?!

jan 6, 2023 | Column De Limburger | 0 Reacties

RECHTstreeks: Bestuurders vogelvrij?!

De afgelopen pakweg 15 jaren is er onder curatoren een Corona-achtige epidemie ontstaan: het juridisch opjagen van bestuurders van gefailleerde vennootschappen.

U herinnert zich wellicht dat ik in deze column vorig jaar een korte serie gaf over bestuursaansprakelijkheid. Daaruit bleek, dat het aanspreken van bestuurders voor de schulden van hun vennootschap eigenlijk vrijwel uitsluitend in faillissementen voorkomt en juridisch een grote uitzondering behoort te zijn. Hoofdregel is en blijft dat de vennootschap als rechtspersoon zelf aansprakelijk is voor haar schulden en niet haar bestuurders.

De faillissementspraktijk is echter anders zoals ik aan de onderstaande voorbeelden zal aantonen.

Voorbeeld 1: in het Brabantse is een echtpaar DGA (Directeur Groot Aandeelhouder) van twee vennootschappen die opleidingsinstituten exploiteren. Door het inzakken van de markt ziet de directie zich genoodzaakt het eigen faillissement van de vennootschappen aan te vragen en onmiddellijk stelt de curator de echtelieden aansprakelijk voor het boedeltekort van pakweg € 500.000. Een regeling in der minne is niet mogelijk eenvoudigweg omdat er geen enkele juridische grondslag voor de bestuurdersaansprakelijkheid is, maar de curator gaat toch procederen en krijgt van de rechtbank prompt de deksel op zijn neus. Ondertussen wordt bij de man een ongeneeslijke vorm van kanker geconstateerd. De diehard curator laat het er niet bij zitten en kondigt hoger beroep aan. Ik neem contact op met de curator en ook met zijn baas, de rechter-commissaris en leg de persoonlijke situatie uit, merk daarbij nog eens op dat de zaak geen schijn van kans heeft, maar nee hoor er wordt geprocedeerd bij het hof in ’s-Hertogenbosch. Om een lang verhaal kort te maken: gedurende de appelprocedure overlijdt de man wat voor curator en R-C geen aanleiding is om de procedure te staken en in arren moede schikt de weduwe door betaling van € 40.000. Een diep treurige zaak.

Ander voorbeeld: cliënt neemt de aandelen over van een B.V. die een uitzendbureau exploiteert. Twee jaar later gaat het bedrijf failliet zonder dat cliënt – nu bestuurder – iets te verwijten valt. De curator verwerpt de administratie zonder duidelijke redenen. Nadat ik de curator vraag om nu eens precies aan te geven wat de problemen zijn, stelt hij een lijst op van ongeveer 25 vragen die cliënt zeer gedetailleerd onder overlegging van bijlagen beantwoord. Pikant is, dat de curator ook de verkopende partij had aangesproken, exact dezelfde vragen had gesteld – die was ook cliënt bij mij – en daar nu schriftelijk verklaarde af te zien van een verder claim. De huidige bestuurder echter hoorde in beginsel helemaal niets. De curator liet de zaak maar liggen en liggen. Ik heb hem verschillende keren aangemaand tot inhoudelijke antwoorden maar dan kwam een brief van één kantje, zonder dat daaruit ook maar bleek, dat hij de door ons aangeleverde stukken had ingezien. Interventie bij de rechter-commissaris bood geen uitkomst. Inmiddels liep de zaak al enige jaren en gebeurde er feitelijk niets. De curator dreigde met procedures en wij verzochten hem ook om een procedure in te stellen, maar hij deed niks. Cliënt werd ernstig gehinderd in zijn verdere ontplooiing en wilde van de stress af en daarom hebben wij uiteindelijk de zaak voor 20% van de gevraagde schadeloosstelling betaald, terwijl de zaak juridisch kansloos was.
Het laatste voorbeeld gaat over de directeur van een keukenbedrijf dat failleert. Hij wordt door de curator aangesproken, omdat er een bedrag van € 3.000 in de boekhouding volgens de curator niet verantwoord kon worden en hij kort voor het faillissement enige door de curator betwiste betalingen had gedaan.

De rechtbank maakte korte metten met de zaak en veroordeelde cliënt voor betaling van het boedeltekort gesteld op € 450.000. Cliënt legde mij toen de zaak voor en ik was van mening dat de rechtbank het toch echt mis had en hij in hoger beroep diende te gaan, wederom bij het gerechtshof in Den Bosch. Dat is ook gebeurd en het gerechtshof vernietigde het vonnis van de rechtbank en gaf in een tussenvonnis al aan, dat onze betoog, dat de € 3.000 een onbelangrijk verschil was, terecht was. Daarop vond een comparitie van partijen bij het gerechtshof plaats en hebben wij de zaak afgekocht door betaling van welgeteld € 10.000. Toen cliënt hoorde dat daarmee deze jaren slepende zaak afgelopen was viel hij mij letterlijk huilend om de hals.

In de hierboven genoemde gevallen ben ik ervan overtuigd dat nergens sprake was van bestuurdersaansprakelijkheid. Toch werd er uiteindelijk iets betaald. Deze betalingen zijn afkoopsommen voor de enorme stress die zo’n aansprakelijkheidstelling met zich meebrengt. Ik heb de indruk dit sommige curatoren zich dat onvoldoende realiseren.

Naar mijn mening moet er wat veranderen. Allereerst zouden curatoren zich meer moeten overtuigen van de hardheid van de feiten en omstandigheden waarop zij hun claim baseren. Veel belangrijker vind ik echter de rol van de rechter-commissaris. In de praktijk zie ik regelmatig, dat de rechter-commissaris in een faillissement de curator vrijwel blindelings volgt en onvoldoende eigen onderzoek doet. Ik zou ervoor willen pleiten, dat bij een verzoek van de curator aan de rechter-commissaris voor toestemming van instellen van een bestuurdersaansprakelijkheidsprocedure, de rechter-commissaris zijn marginale rol terzijde schuift en de onderliggende feiten waarop het verzoek gebaseerd is goed bestudeert. Hij zou dan als het waren als een soort zeef, een eerste rechtelijke toetsing, kunnen dienen en zo veel onnodig leed bij bestuurders van gefailleerde vennootschappen weg kunnen nemen.

Tot de volgende keer,

Wim Vondenhoff
Advocaat

 

Meer informatie?

Vul onderstaande formulier in:

0 reacties

Een reactie versturen